
Ze maakt een afspraak voor een eenmalige wandelcoachsessie, een cadeautje aan zichzelf. Ze staat voor een keuze en wil daar graag eens met een buitenstaander over van gedachten wisselen. 61 jaar oud is ze, haar werk doet ze nog met plezier. Toch gaan haar gedachten het laatste jaar regelmatig naar stoppen met werken. Er zijn geen kinderen en haar man werkt om gezondheidsredenen al jaren niet meer. Naast echtgenote is ze ook zijn mantelzorger al voelt ze dat niet als een last.
Intussen zijn we in het bos aanbeland en hebben een oefening gedaan om bij onszelf aan te komen.
Ik vraag haar een plek te zoeken die voor haar de huidige situatie symboliseert. Ze hoeft niet lang te zoeken en gaat heel gedecideerd met twee voeten in het gras langs het pad staan. Wat ze ziet? Gele boterbloemen, braamstruiken met fris groene blaadjes en bloesemknoppen. Op de grond verdord blad. Takken met stekeltjes. Verdorde braamtakken. Lange grashalmen. Wat verder weg staan allerlei bomen.
Wat zegt deze plek over haar en over haar situatie?
Ze houdt van geel, ze is nu bezig met een schilderijtje met boterbloemen. De verdorde braamtakken staan voor een ‘rafelig randje’ in haar leven. Het is met de gezondheid van haar man anders gelopen dan ze allebei hadden gewild.
En de braamstruiken?
Met bramen heeft ze niets, ze houdt er niet van.
Als je het breder trekt; kun je zeggen dat wat ze samen hebben meegemaakt ook vruchten heeft gebracht?
Dat beaamt ze. Het heeft hun relatie versterkt. ‘We zijn elkaar beter gaan verstaan.’
Bijzonder, terwijl haar man juist veel problemen heeft gekregen met praten.
Wat zeggen die bloemen? Bloemen bloeien elk jaar opnieuw.
Het zegt iets over hun veerkracht en positieve instelling.
We lopen verder.
Stel dat ze kiest voor stoppen, wat levert dat op? En wat levert blijven werken op?
We gaan van het pad af en lopen een eind tussen de bomen door. Met twee takken leg ik een T-vorm, het is de weegschaal. Ik veeg wat grond schoon. Hier is de ene schaal, aan de andere kant van de tak de andere.
Ze zoekt voorwerpen die staan voor argumenten voor het ene of het andere.
In de schaal van ‘blijven werken’ komen te liggen:
– Een varen die staat voor alle contacten met collega’s
– Een stukje boomschors dat staat voor de waardering die ze krijgt voor haar werk
– Een topje verdorde spar dat staat voor het dagritme wat haar werk met zich meebrengt.
– Een verdord eikenblad – dat staat voor het geld dat ze verdient. Het minst belangrijke want financieel kan ze best stoppen.
In de schaal van ‘stoppen met werken’ legt ze:
– Dennenappels – meer tijd om die dingen te doen die ze graag doet – ze is graag bezig met haar handen o.a. schilderen, breien
– Een tak die in twee takken uitloopt – meer tijd om te investeren in de verbinding met haar man – meer tijd voor elkaar
– Nog een wat dikker korter takje wat staat voor andere dingen die ze dan zou willen doen. Ze denkt aan vrijwilligerswerk
– Een takje met jonge eikenbladeren wat weer staat voor contacten met andere mensen die ze daardoor zou krijgen
We nemen wat afstand en kijken even. Wat valt op?
De ene schaal (stoppen met werken) heeft ze vlak langs de verticale tak van de weegschaal gelegd. De andere schaal ligt wat meer van die tak af.
Wat zegt dat?
Stoppen met werken is dichterbij dan blijven werken.
Ze gaat met beide voeten om de ‘schaal’ van ‘blijven werken’ staan. Even aankomen, voelen hoe het is om hier te staan. Hoe is dat?
‘Ik sta wat te wiebelen, sta niet echt stevig.’
Nu maar even bij de andere schaal gaan staan. Weer hetzelfde. Na een paar minuten: ‘Hier sta ik stevig. Het voelt goed.’
We lopen weer even verder, nu in stilte om het even te laten bezinken.
Wat later vraag ik waar ze bang voor is. Wat is het ergste wat er kan gebeuren als ze zou besluiten om te stoppen?
Dat het tegenvalt.
We kijken naar hoe zij en haar man in het verleden om zijn gegaan met veranderingen in hun leven. Ze staan allebei op een positieve manier in het leven, hebben laten zien over veerkracht te beschikken.
Stel dat ze besluit te stopen met werken en het valt haar tegen. Zou ze daar mee om kunnen gaan? Ze lacht. Het antwoord hoeft ze niet meer te geven.
Op de terugweg staan we nog even bij de beginsituatie. O ja, dat gras, wat daar staat te wuiven in de wind. Wat zegt dat?
Het gras wordt altijd weer groen…
Geef een antwoord