
Als ik vakantiefoto’s terugkijk zie ik regelmatig een foto van een Mariabeeldje. Vaak met kaarsjes of bloemen erbij, langs de kant van de weg, in een kapelletje of oud kerkje. Als het kan brand ik een kaarsje. Het eerste is altijd voor mijn moeder, dan voor andere dierbare overledenen.
In Utrecht bezocht ik in het Catharijnenconvent de tentoonstelling van Oosterse en Westerse iconen. De mooisten vond ik die met Maria en kind. Als katholiek opgevoed meisje ken ik Maria als de moeder van Jezus, de moeder van God. Is God altijd een vaag figuur gebleven, Jezus en zeker Maria zijn voor mij toegankelijker. Maria is voor mij een soort oermoeder, iemand die grenzeloze liefde geeft en haar kinderen beschermt.
Het moederschap is voor mij de mooiste taak die ik heb gekregen in mijn leven. Nee, gemakkelijk was het niet altijd. Als ik denk aan de postnatale depressies waren er ook hele zware tijden. Toch heeft niets mijn leven zo rijk gemaakt als het moeder-zijn. Dat is nog steeds zo. En nu is er een kleinkindje op komst, het maakt me mateloos dankbaar.
Wat is dat toch, die band met je moeder? Die er al is lang voor je geboren wordt. De moeder draagt het kind, voelt de eerste tekenen van leven, legt liefdevol haar hand op dat groeiende kindje. Praat ertegen, zingt misschien al liedjes, koestert het en voelt de zwaarte tegen het einde van de zwangerschap.
Door niemand wordt je zo welkom geheten na je geboorte dan door je moeder. Oerkracht, dat heb je nodig om een kind op de wereld te zetten, weet ik uit ervaring. En dan is daar dat eerste contact. Geen enkele ervaring in mijn leven kan tippen aan de geboortes van de kinderen en dat intense geluk daarna.
In het werken met cliënten komen we heel vaak uit bij de relatie met de moeder. Als die goed is is het een blijvende bron van steun en kracht, ook al leeft de moeder niet meer. Waren er ‘verstrikkingen’ om welke reden dan ook dan heeft dat grote invloed op hoe mensen hun leven leiden en ook in het omgaan met ingrijpend verlies. Er zit een oerverlangen in ieder kind dat geboren wordt. Naar liefde, bescherming en de veilige en vertrouwde armen van moeder en vader. Ook naar kunnen zijn zoals het in diepste wezen is. Om je over te kunnen geven aan het leven en aan liefde is vertrouwen nodig. Ook om in overgave verlies te kunnen ‘dragen’. De basis daarvan wordt in de relatie met je moeder en vader gelegd.
Moeders kunnen doodgaan, weggaan. Een trauma voor ieder kind ook al wordt het zo goed als maar mogelijk is opgevangen. Moeders kunnen ziek zijn en daardoor vaker afwezig zijn. Fysiek of psychisch ziek. Een moeder kan wel goed zorgen in de zin van verzorgen maar emotioneel niet beschikbaar zijn. En geen enkele moeder is perfect, ook ik niet. Gelukkig, de wereld is vol ‘moeders’. Buurvrouwen, tantes, oma’s, een schooljuf die de echte moeder nooit kunnen vervangen maar wel een deel van die moederrol kunnen invullen. Zorgen voor troost, begrip, liefde, aandacht, er gewoon zijn.
Mijn moeder speelt nog steeds een rol in mijn leven, ook al leeft ze al lang niet meer. Ik had heel wat uit te zoeken in mijn relatie tot haar. Het maakte dat de liefde voor haar steeds vrijer kon stromen en dat ik me steeds meer bewust ben van wat ik in mezelf meedraag van haar. Er kwamen ook andere ‘moeders’ op mijn pad. Liefdevol en soms ook streng zoals een moeder betaamt, liepen ze naast me in moeilijke tijden, hielpen me om dichter bij mezelf te komen, leerden me dat leven bedoeld is om van te genieten en ook te begrijpen dat ik niet alleen sterk maar zeker ook kwetsbaar mag zijn. En dat uiteindelijk daar mijn kracht ligt. En toevallig of niet, verschillende van die ‘moeders’ heten ook nog eens Maria.
Mijn moeder is mijn naam vergeten.
Mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
Hoe moet ik mij geborgen weten?
Noem mij, bevestig mijn bestaan,
Laat mijn naam zijn als een keten.
Noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam.
Voor wie ik liefheb, wil ik heten.
Neeltje Maria Min 21 juli 1944
Geef een antwoord