
Onwillekeurig gingen mijn gedachten de afgelopen week naar perioden in mijn leven dat ik niet overliep van levenslust. Tegenstrijdig, want ik was op vakantie en had het erg naar mijn zin. Kamperen maakt me gelukkig want ik ben de hele dag buiten. Dankzij WIFI kreeg ik mee wat de zelfgekozen dood van Joost Zwagerman teweegbracht. Ergens las ik: ‘Creatieve mensen kennen 5 seizoenen: lente, zomer, herfst, winter en depressie.’ Creativiteit vraagt om bevlogenheid, passie, aangeraakt worden door iets. Het veronderstelt een bepaalde gevoeligheid en de drang om je te willen uiten. Creativiteit is geen eindeloze bron. Soms is er rust, leegte en ruimte nodig om vanuit niets tot iets te komen. Die leegte kan beklemmend zijn en vrij baan geven aan demonen.
Depressie, ik noemde het al. Ik heb meer vingers dan die van een hand nodig om de keren te tellen dat ik een stevige depressie doormaakte. Nog steeds verbaas ik me over de enorme verandering in gevoels- en gedachtewereld, in zelfbeeld en gedrag die een depressie teweeg kan brengen. Alsof het chemische fabriekje ergens in dat hoofd helemaal van slag is waardoor er in plaats van genieten alleen maar angst is. Waardoor het lijkt alsof je onder een zware grijze deken de wereld ervaart zonder nog het gevoel te hebben daar deel van uit te maken. Waardoor leven vanuit vertrouwen wordt samengebald tot een grote bal van onmacht.
De dagen duurden lang, uren werden minuten en de dag beginnen was het zwaarste. Wakker worden betekende opzien tegen een nieuwe loodzware dag. Ik had één groot geluk. Mijn man was er om me aan vast te houden en hij hield mij vast. Ik had een onstuitbaar verlangen om te praten over alles wat me bezighield, wat er aan de hand was en hoe het zover had kunnen komen. Gelukkig, hij heeft nooit een keer gezegd: ‘Ja, nu weet ik het wel.’
Hij nam me mee op sleeptouw het bos in. Ik liep zwijgend achter hem aan en had naderhand geen idee meer waar we ergens gelopen hadden. Ik knapte er wel altijd van op. Natuurlijk, hij was niet elke dag thuis. Maar ik bleef lopen. De deur uit gaan was een hele stap. In mijn broekzak zat een briefje met een soort mantra, die gaandeweg de dagen groeide. De allereerste zin was: ‘ Ik heb vertrouwen, dit gaat over.’ Een van de nare kanten van een depressie is dat je met je verstand wel kunt beredeneren dat deze situatie weer voorbijgaat. Je gevoel zegt iets heel anders: ‘Het leven zal altijd zo zwaar en uitzichtloos blijven.’
In plaats van te piekeren bleef ik al lopend in het ritme van mijn voetstappen die mantra herhalen. En altijd waren er kleine dingen die me verrasten. Zoals het gefluit van een vogel. De tekening op de schors van een boom. Een lichtstraal tussen bladeren door. Ik kon er vrijer ademhalen en voelde me minder beklemd dan tussen de 4 muren van het huis. Vaker was een roodborstje mijn metgezel.
In de natuur zijn was troostend voor mijn gekwelde gemoed. En het gaf een positief gevoel. Ik deed zelf iets om mijn situatie te verbeteren. Werken in mijn tuin was nog zo iets. Het contact van mijn handen met de aarde, met planten en onkruid, ook dat was helend. Wat begon met gewoon onkruid plukken werd op een gegeven moment plannen maken voor een stukje border, dat opnieuw werd beplant. Dan begon creativiteit te stromen, een goed teken.
Veel cliënten vertellen hoe graag ze wandelen. De natuur die troost en heelt, het is niet alleen mijn eigen ervaring.
Heb jij ook ervaring met de helende kracht van de natuur?
Geef een reactie