
Iets wat voorheen gewoon was om te doen, kan nu een heel karwei zijn. Gewone handelingen die ik mijn hele leven al doe, gaan niet meer op de automatische piloot. Er is vertraging en onhandigheid. Even snel aardappels schillen is er niet meer bij. Het gaat goed als ik er de tijd voor neem. En als ik zorg voor een scherp schilmesje! Mijn haren wassen, hoe gewoon is dat? Mijn handen hebben tijd nodig om op gang te komen. Mijn keuken dweilen doe ik met beleid
Op dagen dat de kleinkinderen komen logeren word ik meer dan op voor mij gewone dagen geconfronteerd met de Parkinson. Een kind wat blij naar me komt toelopen even optillen, kan niet meer. Of, als iemand huilt, idem dito. Mijn rug protesteert onmiddellijk. En als ik het toch doe, heb ik geheid later last. Gelukkig kan ik goed op mijn hurken zitten en weer omhoog. Een beetje lastig om zo te troosten of een knuffel te geven, maar oefening baart kunst.
Het staat al een tijdje in onze agenda. De 3 kinderen van onze oudste zoon komen logeren; hun ouders hebben een feest waar ze graag samen naartoe gaan. ‘Mogen we twee nachtjes komen logeren’ vraagt de middelste hoopvol als ze binnenstappen. ’Ja hoor’, is het antwoord, dat hadden we allang toegezegd. Ze hebben al zo vaak bij ons gelogeerd en voelen zich gelukkig echt thuis bij ons. ‘Weet je oma’ zei de oudste een tijdje terug. ‘Als we bij jullie zijn, doen we net of jij mama bent en opa papa.’ Heel logisch maar ook bijzonder om te horen.
Vijf, vier en tweeënhalf zijn ze nu. Ze worden snel zelfstandig en kunnen gelukkig al veel zelf. Er hoeft niemand meer naar boven gedragen te worden. In en uit bad klimmen, uitkleden, aankleden, afdrogen, tandenpoetsen, ze kunnen het zelf al hebben ze hier en daar nog een helpende hand nodig. Ook de jongste zegt vaak: ’Zelf doen’. Hij is elke keer trots als er een plas in het potje terecht komt; nog even en hij is ook zindelijk. En, na de aanschaf van een bedbank hebben ze nu alle 3 een groot bed om in te slapen. Er hoeft niemand meer in en uit bed getild te worden.
Pannenkoeken horen bij logeren. ‘Oma, maak je vandaag poffertjes?’ Ook goed. De twee oudsten willen helpen beslag maken, hun broertje speelt buiten met opa. De meisjes staan links en rechts van me op een stoel aan het aanrecht. Melk zit al in de beslagkom. Of ze ook een eitje mogen klutsen? Ja hoor! Vieze handen, maar dat geeft niet. De eitjes zijn in de kom terechtgekomen. Dan begin ik te kloppen. En dat valt tegen. Alsof de kracht in mijn hand en arm minder is. Ik krijg het ritme maar moeizaam te pakken. In mezelf zeg ik: ‘Maak je niet druk, even op gang komen, zo meteen gaat het beter.’ En toch blijft het moeizaam gaan. Om de beurt doen ze telkens een paar schepjes meel erbij en ik klop. Ik ben blij als het beslag klaar is. Confrontatie. Ook het omkeren van de poffertjes in de pan gaat moeizamer dan gewoon. Iets wat voorheen gewoon was om te doen, is nu een heel karwei.
De dagen vliegen voorbij. We genieten van het zomerse weer en zijn veel buiten. Fleurtje krijgt maar niet genoeg van de schommel aan de notenboom, de schommel gaat zo lekker hoog. Mirte rijdt rond op een driewieler met een bakje erachter en verzamelt bloemblaadjes van allerlei verschillende kleuren en maten. Ze vertelt dat het ingrediënten zijn voor een lentesoepje. Tygo voetbalt. Ze plukken framboosjes en besjes, helpen om de planten in potten water te geven.
Mijn energie is minder dan voorheen. De kinderen hebben alle drie geen middagslaapje meer nodig. Nu ben ik het die even gaat rusten s ’middags.
Als hun ouders ze op zondagmiddag weer ophalen willen ze eigenlijk niet mee naar huis. De kinderen hebben genoten en wij ook. Dat ik ook de dag erna extra moe ben, heb ik er graag voor over.
Nee, trots ben ik niet op onze kleinkinderen; ik word er wel altijd heel blij van. En ik voel me rijk en dankbaar dat ze er zijn. Nog een paar dagen na de logeerpartij word ik s’morgens met een glimlach wakker.
Wat eerlijk bschreven.dankjewel. heel veel sterkte. Siny.
Dankjewel Siny!