Rouwen is roeien met twee riemen.
In de afgelopen 50 jaar is er een hele ontwikkeling geweest in het denken over verlies en rouw. Elisabeth Kübler-Ross maakte de dood bespreekbaar en haar theorieën zijn van grote invloed geweest op het omgaan met stervenden en nabestaanden. De grondhouding die zij artsen, verplegenden en anderen in de zorg meegaf is nog steeds actueel. Vooral luisteren, niet vanuit deskundigheid, maar vanuit een menselijke betrokkenheid. In de jaren ‘70 beschreef zij de rouwfasen: eerst ontkenning, dan woede, daarna onderhandelen, vervolgens depressie en tot slot aanvaarding. Het wekte ten onrechte de suggestie dat er een volgorde zou zitten in de fasen die je zou doorlopen. Verwarrend voor iemand die rouwt, want rouwen is een persoonlijk, individueel en uniek proces. Manu Keirse spreekt niet voor niets van een ‘vingerafdruk van verdriet’.
William Worden beschreef in 1992 zijn visie op rouwen in de 4 rouwtaken. Met als toevoeging dat deze taken door elkaar lopen, elkaar afwisselen en telkens opnieuw terug kunnen komen.
Er werd steeds meer ook wetenschappelijk onderzoek gedaan naar verlies en rouw. Dat heeft nieuwe inzichten opgeleverd, die door Stroebe en Schut zijn vormgegeven in een duaal procesmodel. De ene keer is de aandacht gericht op het verlies, op een ander moment gaat de aandacht vooral naar verder gaan met je leven, de draad weer oppakken. Zo zijn we terug bij die roeispanen.
De ene roeispaan is verliesgericht. Hij staat voor bezig zijn met het verlies, terugdenken aan hoe het afscheid gegaan is, herinneringen ophalen aan diegene die je verloren bent, praten daarover, verlangen en missen, kleren en persoonlijke spullen een voor een door je handen laten gaan en opruimen, je verdriet toelaten en je ook misschien boos, angstig, schuldig of wanhopig voelen. Foto’s ophangen, een kaarsje branden en het graf bezoeken. ‘Ik heb maandenlang het huis opgeruimd. Ik deed een hele dag over een la. Ik heb gelachen en gehuild, het bracht allerlei herinneringen naar boven.’
De andere riem is herstelgericht. Hij staat voor verder gaan, je leven herinrichten na het verlies wat op je weg kwam. Dingen die je eerst samen deed nu alleen doen. Alleen voor je kinderen zorgen terwijl je barst van verdriet en niet weet hoe je jezelf op de rails moet houden. Alleen de boekhouding doen, beslissingen nemen, sociale contacten onderhouden.
Zonder dat ene kind of misschien wel je enige kind een nieuw evenwicht vinden in je gezin en je relatie. Weer naar school of aan het werk gaan. Ook (heel belangrijk!) zorgen voor afleiding, dingen ondernemen. Gaan sporten, naar de film, afspreken met een vriend of vriendin, een verjaardag vieren. De draad van je leven oppakken ook al is dat niet gemakkelijk.
‘Die zomer ben ik toch met de kinderen op vakantie gegaan, een week in een huisje. Na een tijdje heb ik mezelf bij de kladden gepakt. Na een paar jaar ben ik voor mezelf gaan zorgen. Ik vond een baan, niet eens zo’n leuke, maar ik had een baan. Later vond ik werk, waar ik echt plezier in kreeg. Ik leerde een nieuwe man kennen, we gingen samenwonen. Met hem ben ik gelukkig, eindelijk is er rust in mijn leven.’
Terug naar het moment waarop het verlies zich aandient. Je stapt in een roeiboot die schommelt, je zoekt waar je het beste kunt gaan zitten, pakt onhandig die grote roeispanen vast en bent al blij dat de boot niet omslaat.
En wil je wel echt vooruit? Of ben je zo aangeslagen dat je dat niet weet. Misschien wil je in je hart zelf ook wel dood en vraag je je af wat je leven voor zin heeft nu je partner, je kind of iemand anders waar je intens van houdt, niet meer leeft. Een deel van jezelf is met die ander doodgegaan. De toekomst zonder hem of haar kan een groot dreigend beangstigend zwart gat zijn.
Iedereen die te maken krijgt met een betekenisvol verlies komt in onrustig water terecht. Op zijn minst in onbekend vaarwater. De vaste grond onder je voeten ben je kwijt en het vraagt kracht en energie om de boot alleen al in evenwicht te houden. De realiteit is dat soms die ene kant en soms die andere kant meer aandacht vraagt. Er is niets op tegen om een tijdlang gewoon maar met één roeispaan te roeien, zodat je rondjes draait. Je bent zelf de roeier, hoewel je boot onverwacht wel eens opeens een andere richting kan nemen dan jij koos. Blijf je op de lange duur alleen maar met een roeispaan roeien, dan kom je niet echt vooruit.
In ‘Herbergen van verlies’ van Riet Fiddelaers-Jaspers en Sabine Noten wordt beschreven hoe er een op en neer gaande beweging is. Van het ene eiland naar het andere. Dat ene eiland is gericht op het verlies. Daar is diegene of datgene wat je verloren bent, volop aanwezig. Ook al doet het pijn toch wordt je er telkens naartoe getrokken. Dat andere eiland staat voor het leven dat doorgaat.
‘Het gaat erom je eigen slingerbeweging te vinden die ervoor zorgt dat je niet in je emoties verdrinkt maar dat je ze ook niet verdringt. Waar het om gaat is dat we tijd nemen voor de pijn en tijd nemen om er niet mee bezig te zijn en afleiding zoeken.’
Tot nu toe ging dit verhaal alleen over iemand verliezen door de dood. Het geldt ook voor andere verliezen. Voor een afgebroken relatie, voor een baan verliezen, een ernstig ziekteproces of een depressie doormaken, chronisch ziek zijn enz..
Wat kun je hiermee als rouwende? Wat ik vooral duidelijk wil maken is, dat het gaat om jouw verlies en jouw eigen manier van daar mee omgaan. Modellen zijn er niet om voor te schrijven hoe het zou moeten. Integendeel! Ik hoop dat het herkenning en inzicht geeft en dat je op zijn minst bevestigd wordt in de manier waarop jij je boot bestuurt.