Mensen die iets ingrijpends hebben meegemaakt zoeken vaak naar de zin of betekenis van wat er gebeurde. Ze worstelen met vragen als: ‘Waarom?’ ‘ Waarom is dit hem of haar overkomen? Hij/zij was nog zo jong.’ ‘ Waarom is dit ons overkomen?’ Het zijn grote vragen waar ik geen antwoord op heb.
Of ik hoor: ‘Waaraan heeft hij of zij dit verdiend?’ ‘Hoe heeft dit kunnen gebeuren?’ ‘Dit had niet mogen gebeuren.’ ‘Het is hem of haar aangedaan.’ ‘Het is ons aangedaan.’
In zulke uitspraken klinkt het niet kunnen bevatten, verzet, nog niet willen aanvaarden wat er is gebeurd. Het is bijna een aanklacht. Tegen wie, tegen wat? Tegen het noodlot, tegen een hogere macht?
Al deze reacties zijn uiterst menselijk. Ik ga ze niet uit de weg en heb er vooral geen oordeel over. Wie ben ik om er iets van te vinden hoe mensen voelen, denken, praten, zoeken? Ik sta niet in de schoenen van de ander. Het zijn vragen die aandacht vragen en die aandacht uitgebreid krijgen ook al vinden we geen antwoord. Want de vragen blijven omzeilen is het in stand houden van belemmeringen om stappen te zetten in het rouwproces.
Wat is dat, betekenis geven aan een gebeurtenis die voor jou vooral gekoppeld is aan intens verdriet, aan missen, aan terugverlangen naar een tijd die nooit meer terugkomt?
Ik zoek naar woorden en er komen alleen flarden van zinnen naar boven.
Zoals:
- Het verhaal rond maken. Het verhaal van de dood van die ene man of vrouw, dat kind, die vader of moeder, die broer of zus waar je zo van hield, zo vaak vertellen dat het voor jouw gevoel klopt. Alsof je begrijpt waarom het zo gegaan is. Door het opnieuw en opnieuw, aan iedereen die het wilde horen, te vertellen, kom je zelf op verhaal. Hardop spreek je elke keer uit wat er gebeurde, je bevestigt de realiteit. Dat helpt je om de realiteit van de dood onder ogen te zien en tot in het diepste van je wezen te doorvoelen.
- Leven met wat er is. ‘Het leven nemen zoals het komt’, zoals mijn moeder zei. Leven vanuit de houding dat liefde en diepe vreugde bij het leven horen maar ook diep verdriet. Leven met het weten dat we geboren worden, ons leven leiden en ooit doodgaan.
- Aanvaarden wat er is gebeurd. Elk mens heeft zijn eigen lot te dragen. Is dit jouw lot? Is dit het noodlot? Overkomt dit jou?
Ze is arts net als haar man. Als hij ongeneeslijk ziek wordt zeggen anderen: ’Dat jullie dat moet overkomen!’ Zij zegt: ‘Het overkomt anderen. Waarom zou het óns niet overkomen?’ - Onmacht en verdriet omzetten in iets positiefs. Zoals de jonge vader die samen met zijn vrouw uitkeek naar de geboorte van hun tweede zoontje. Na een voldragen zwangerschap werd het kindje dood geboren. ‘Make a memory’ kwam foto’s maken van hun kindje. Samen met de kleine urn zijn ze tastbaar en kostbaar bewijs van zijn bestaan. De vader is fanatiek mountainbiker. Hij doet mee aan een sponsortocht en fietst in een shirt van ‘Make a memory’.
Als we kijken naar de 4 rouwtaken dan is de laatste van de 4:
Het verlies een plaats geven in je leven. Anders gezegd: het verlies verweven met je verdere leven. Die ander zal altijd verder leven in je hart. De relatie met iemand die fysiek aanwezig was, waar je mee kon praten, die je aan kon raken, is er niet meer. Er komt een andere relatie voor in de plaats, een symbolische. Je hoeft die ander niet los te laten zoals lang werd gezegd. Liefde blijft, ook al leeft je man, je kind, die ander niet meer. Rouwen is zoeken naar een manier om ‘anders vast te houden.’
Mensen dragen b.v. altijd een symbool met zich mee wat hen herinnert aan de overledene. Een hangertje, een armband, een foto in de binnenzak. Er hangen foto’s aan de muur, een kaarsje brandt. In gedachten en vaak ook hardop worden hele gesprekken gevoerd.
De moeder die haar dochtertje verloor nadat ze jarenlang ziek was geweest, begint en eindigt haar dag met haar. s’ Morgens opent ze de gordijnen van haar kamertje, pakt haar knuffel even vast. s’ Avonds, voordat ze gaat slapen, sluit ze de gordijnen weer.
Mensen zoeken naar rituelen om op hun eigen manier vorm te geven aan die symbolische relatie. En ze zoeken naar tekens die troost kunnen geven. Alsof ze een bevestiging zoeken in ‘leven na de dood’. Andere mensen hebben een innerlijk ‘weten’ dat de overledene nog in de buurt is en af en toe helpt als het nodig is. Sommige mensen hebben zelfs een fysieke ervaring van even aangeraakt worden. Het wordt altijd als troostend ervaren. Veel mensen dromen over de overledene.
Je zou kunnen zeggen dat iedereen weeft aan zijn eigen levenstapijt. Hoe ouder je wordt hoe groter en kleurrijker je kleed wordt. Het heeft dikke en dunne draden. Met kleurrijke vlakken en misschien wat saaiere en wat donkerdere stukken. Een groot verlies slaat een gat in je kleed. Rouwen zou je kunnen zien als heen en weer gaan met naald en draad om het gat te stoppen. Een gat wat eerst open ligt, dan doorzichtig is, wordt langzaam gedicht. Je zult altijd blijven zien dat het gat er ooit was, maar het hoort bij jouw levenstapijt. Je hebt het verlies verweven met jouw leven.
Samen met haar vriendin komt ze naar een zomerse schrijfworkshop. We gaan kris-kras door het levensverhaal op zoek naar fijne herinneringen. Opwarmers in de vorm van kleine oefeningen maken de pen los. Ook het luisteren naar verhaalfragmenten helpt de stroom van herinneringen op gang te brengen.
Terwijl de andere deelnemers fragmenten uit hun eigen leven inventariseren, zit zij haar tranen te verbijten. Of ze even naar buiten mag? Natuurlijk. Ik vraag of ze het fijn vind dat ik even meeloop.
‘Ik kan dit niet’, snikt ze. ‘Er komen alleen maar nare herinneringen naar boven. Ik heb zoveel meegemaakt.’ Ik kijk op haar blaadje en lees wat ze opgeschreven heeft. Bovenaan staat in hoofdletters de naam van haar zoon die twee jaar geleden overleden is.
Ik sta zomaar even bij haar. Het verdriet is groot. Ze gaat in haar eentje buiten zitten en besluit te gaan schrijven over de dag dat haar moeder stierf. Ze loopt wat door de tuin en verzamelt halfrijpe noten voor likeur. Haar vriendin zegt terloops dat ze ook een gedicht mag schrijven in plaats van een verhaal. Als aan het einde van de morgen iedereen haar verhaal voorleest heeft zij een gedicht. We zijn er stil van. Tussen de regels door horen we hoe ze zich gedragen weet in haar geloof. Ergens in de loop van de dag verandert haar gezicht. De groeven van het verdriet veranderen in zachte lijnen en er verschijnt een glimlach. Zeker als ze s ’middags nog een tweede gedicht heeft geschreven. En dat niet alleen. Ze heeft een besluit genomen: ‘Ik ga een nieuwe schering opzetten.’ Ze heeft veel geweven maar sinds de dood van haar zoon kon ze het niet meer. Nu pakt ze letterlijk de draad weer op. De dag is zinvol geweest zegt ze aan het eind.
Betekenis geven wordt vaak in een adem genoemd met ‘zingeven’. Lastig, want wat heeft het voor zin dat een kind zomaar dood gaat? Dat iemand een ongeluk krijgt? Dat je kanker krijgt? Dat je kind door dat ene ogenschijnlijk onschuldige pilletje, wat iedereen gebruikt, ineens dood is? Dat je man verongelukt? Dat je moeder zo jong al doodgaat?
Een andere manier om naar zingeven te kijken:
Je leven opnieuw zin geven, weer zin in het leven krijgen. Weer gaan houden van het leven en van mensen, je weer durven te binden. Niet alleen met heimwee terugkijken maar ook weer vooruit durven kijken.
Zingeven zou je ook kunnen zien als zin geven aan het leven van degene die is overleden. Wat betekende hij/zij voor jou? Welke rol speelde hij/zij in je leven? Welke speciale herinneringen zijn er aan dat samen geleefde leven? Waar ben je dankbaar voor? Wat neem je van hem/haar mee in je verdere leven?
In zijn boek Staring at the sun schrijft psychotherapeut Irvin Yalom over ‘rimpelingen’ die mensen veroorzaken. Hiermee bedoelt hij de concentrische cirkels van invloed die ieder van ons, vaak onopzettelijk en zonder het te beseffen, creëert en die jarenlang, soms generaties lang, invloed kunnen uitoefenen op anderen. Yalom wil ons duidelijk maken, dat we soms zonder het zelf te weten, iets van onszelf nalaten.
Op de website van de LSR vind ik dit stukje:
‘Zingevingsvragen zijn vragen naar de zin van het bestaan, levensvragen. Het zijn vragen als: Wie ben ik? Waarom ben ik op aarde? Wat drijft mij? Maar ook: Is er leven na de dood? Waarom is er lijden? Zingevingsvragen zijn geen vragen van het hoofd, het weten, maar van het hart, van de ziel.
Er zijn vele vragen, maar vaak is het niet gemakkelijk daar een antwoord op te vinden. Dat neemt niet weg dat het heel belangrijk is deze vragen te stellen. Dit soort vragen richten je zoeken naar hoe nu verder. Ze horen bij rouwen en kunnen je helpen de richting weer te vinden.’
Vele wegen kent het leven,
maar van al die wegen
is er één die jij te gaan hebt.
Die éne is voor jou. Die ene slechts.
En of je wilt of niet, die weg heb jij te gaan.
De keuze is dus niet de weg, want die koos jou.
De keuze is de wijze hoe die weg te gaan.
Met onwil om de kuilen en de stenen,
met verzet omdat de zon een weg
die door ravijnen gaat, haast niet bereiken kan.
Of met de wil om aan het einde van die weg
milder te zijn, en wijzer, dan aan het begin.
De weg koos jou, kies jij ook hem?
Hans Stolp naar Dag Hammarskjöld