
Marieke (i.v.m. privacy is de naam gefingeerd) wilde een paar jaar geleden graag meewerken aan mijn onderzoek naar rouwervaringen. Ze wilde graag duidelijk maken wat voor impact het verlies van een ouder op jonge leeftijd op je leven kan hebben, als je niet goed wordt opgevangen en aan je lot wordt overgelaten.
Aan haar jongste jaren heeft ze goede herinneringen. Ze is de oudste van 3 kinderen. Moeder was wel vaker weg, zeker s’avonds. Vader was een stabiele figuur. Toen Marieke 8 was overleed plotseling haar vader. Hij werd niet goed, zomaar overdag. Moeder stapte op de fiets om de dokter te halen. Marieke was bij haar vader, hij riep om haar moeder. Ze zei, dat moeder de dokter aan het halen was en zo terug zou komen. Ze liep, bang, de kamer uit, wilde naar haar broertje toe. Bij de deur bleef ze staan. Door een kleine opening zag ze dat haar vader doodging. Ze liep naar haar broertje en zei:”Papa is dood.” Ze herinnert zich dat haar vader in zijn kist lag.
“Mijn vader overleed net voor de zomervakantie. In de vakantie overleed de moeder van een klasgenootje. Toen de school weer begon, werd er in de klas gebeden voor die moeder. Mijn vader werd doodgezwegen, er was geen aandacht voor hem en ook niet voor mij. Ik voelde me toen zo klein! Ik durfde niets te zeggen.”
Er werd niet meer over gepraat. Niemand bekommerde zich om de kinderen. Ook oma, tantes hadden geen aandacht voor hen. Ze heeft haar moeder nooit emoties zien uiten, nooit zien huilen. Moeder kreeg wel allerlei lichamelijke kwalen. Moeder ging werken. Haar familie was wel bemiddeld en hielp haar met geld. Vanaf haar twaalfde moest Marieke op woensdagmiddag en zaterdag gaan poetsen bij de familie. Als tegenprestatie. Ze kreeg er zelf niets voor.
Een van haar ooms was toeziend voogd. Hij heeft haar, zoals ze zegt “geestelijk geprobeerd kapot te maken’. Waarom, dat weet ze niet. Hij had zelf ook kinderen.
Het ouderlijk huis werd een kille ruimte, er was letterlijk en figuurlijk geen warmte voor de kinderen. Feesten zoals Kerst en Sinterklaas werden niet meer gevierd. Er kwam geen kerstboom meer.
“Ik kreeg onverklaarbare angsten voor alles wat met dood en verliezen te maken kon hebben. Ik sliep slecht, at slecht. Ik werd heel stil, er was weinig over van het spontane meisje wat ik tot dan toe was. Het leren op school ging snel bergafwaarts.
Ik was bang dat moeder dood zou gaan. Ik voelde me ook erg schuldig. Als ik bij mijn vader was gebleven, zou hij misschien nog langer doorgevochten hebben om te blijven leven. Ik heb hem in de steek gelaten.
In de puberteit werd het helemaal erg. Ik durfde helemaal niets meer. Bang voor de dood, voor verlies, echtscheiding. Nachten lag ik wakker, ik was gewoon bang om in te slapen. Die angsten hebben zeker 20 jaar geduurd.
Ik heb me ook erg geschaamd, voor die angsten, voor wat er gebeurd was. Ik was ook wel kwaad op mijn vader, hij had toch nog wel door kunnen vechten!
Ik heb het mijn moeder lang kwalijk genomen. Ik denk dat ze niet wist hoe ze met haar eigen verdriet om moest gaan. Het was voor haar een houding om zich achter te verschuilen. Eigenlijk was ik niet alleen mijn vader maar ook mijn moeder kwijt.
Ik heb veiligheid gemist om verdriet te mogen hebben!
Dit trekt een wissel op je leven; het heeft zo’n grote impact gehad.
Ik ben eigenlijk het huis uit gevlucht. Op mijn negentiende trouwde ik met een man waarvan ik diep in mijn hart voelde dat ik er niet echt gelukkig mee zou worden. Met de beste bedoelingen ben ik er aan begonnen. We kregen 3 kinderen. Er waren nog steeds angsten.
Ik deed erg mijn best om mijn kinderen wel dat warme, gezellige thuis te bieden wat ik zelf zo gemist had. Uiteindelijk werkte het niet; ik heb het initiatief genomen om te scheiden.
Ik ontmoette mijn jeugdliefde, we werden opnieuw verliefd. Ik was in die tijd erg gelukkig, we kregen samen een kind. Eindelijk kon ik praten over alles, ik ging me beter voelen.
Na 9 jaar gaf hij aan dat hij niet helemaal lekker in zijn vel zat. Hij vond het druk in huis met 4 kinderen, 3 van mij en de laatste van ons samen. Op een morgen kondigde hij plompverloren aan, dat hij s’avonds bij mij weg zou gaan. Het was vlak voor Kerst. Hij was verliefd op een ander. Ik was kapot. Ik voelde me afschuwelijk verraden en besodemieterd. Het was alsof ik nu de prijs moest betalen voor de eerste scheiding, die ik had doorgezet.
Van die eerste maand kan ik me nauwelijks iets herinneren, ik was helemaal kapot. Ook ziek, terwijl ik normaal nooit iets mankeer. Ik had veel zorgen, voor de kinderen, ook financieel. Het gekke was, toen ik daar doorheen was, vielen de angsten weg. Alles waar ik zo bang voor was geweest, het verliezen van wat je lief is, was gebeurd. Bang zijn had geen nut meer.
Het maakte me allemaal niets meer uit. Slapen kon ik niet. s’Avonds zat ik aan de wijn. Ook ging ik roken, vond het eigenlijk niet lekker, maar het interesseerde me niet. In die tijd viel ik 10 kilo af. Nachtenlang heb ik aan een stuk gehuild. Achteraf denk ik, dat ik toen het verdriet van mijn hele leven eruit moest huilen. Eindelijk ging ik wel praten, ik moest. Gelukkig had ik een paar goede vriendinnen die naar me luisterden.
Na een tijdje heb ik mezelf bij de kladden gepakt. Die zomer ben ik toch met de kinderen op vakantie gegaan, een week in een huisje.
Ik vond een baan, niet eens zo’n leuke, maar ik had een baan. Later vond ik werk, waar ik echt plezier in kreeg. En er kwam een nieuwe man in mijn leven. Met hem ben ik gelukkig, er is rust in mijn leven. Eindelijk heb ik mezelf gevonden, voelt het goed in mezelf.
Ik denk dat ik het goed gedaan heb met mijn kinderen.
Uiteindelijk heeft het mijn leven verrijkt. Ik ben niet cynisch of verbitterd. Het heeft me sterker gemaakt. Ergens diep van binnen zat er kracht die me hielp te overleven.”
Geef een reactie