
Mijn moeder verloor haar moeder toen ze twaalf was. Tijdens een familieopstelling kreeg ik inzicht in wat dit voor haar en daardoor indirect voor mij en mijn zussen en broer voor gevolgen had. Hoe ik wellicht onverwerkt verdriet onbewust van haar heb overgenomen. Het was verhelderend en bevrijdend om zo naar haar leven en het mijne te kijken. Het was een ervaring die lang en eigenlijk nog steeds doorwerkt.
Bij de eerste bijeenkomst van de schrijfgroep levensverhalen schreef ik een verhaal over een van mijn eerste herinneringen. Later thuis ging ik die herinnering vanuit verschillende perspectieven beschrijven. Wat begon in de verleden tijd kreeg een andere beleving in de tegenwoordige tijd. Als laatste schreef ik het vanuit de beleving van mijn moeder. Het bracht me weer een stapje dichter bij haar.
In de verleden tijd.
Ik weet niet hoe oud ik was toen, ik ging in ieder geval nog niet naar school. Ik was wel graag bij mijn moeder in de buurt. Het was op een middag en mijn moeder was bezig met de was. Nog op de ouderwetse manier. Eerst werd de was in de week gezet en later gekookt in een ketel. Met een soort houten spaan werd daarna het wasgoed overgeheveld in een teil. En dan kwam het zwaarste werk. Een voor een werden luiers, heel veel luiers, onderleggers, beddengoed en al dat andere wasgoed op het wasbord gewassen.
Mijn moeder huilde. Dat maakte grote indruk op me, ik herinner me niet dat ik haar eerder had zien huilen. Tranen rolden over haar wangen terwijl ze met haar rode handen doorging met wassen. Ik zal vast gevraagd hebben waarom ze huilde. Ze had tandpijn. Ze had een slecht gebit en de tandarts woonde helemaal in Weert. In mijn herinnering stond ik daar maar, bij haar in de bijkeuken. De krielkippen die mijn vader nog niet zo lang geleden had gekocht, scharrelden rond. Waar mijn zusjes waren weet ik niet.
De geur van dat sop kan ik me nog goed herinneren. En ook de andere geuren van vroeger. Van de varkensstal die daarachter lag. Van de ‘inmaak’ van de koeien, ook zo’n typische lucht.
Vertrouwde geluiden van de koeien op stal, het geritsel in het stro. Geknor van varkens. En het geluid van dat ritmische wassen. Mijn moeder huilde zonder geluid.
In de tegenwoordige tijd.
Mijn moeder doet de was, in de bijkeuken. Ze staat een beetje krom bij de ronde zinken teil en schrobt het wasgoed op het wasbord. Ze huilt en ik herinner me niet dat ik dat eerder heb gezien. Ik heb geen zin om te spelen en blijf maar een beetje dralen. Mijn linkerduim heb ik in mijn mond en met twee vingers draai ik krulletjes op mijn achterhoofd. Mijn hoofd houd ik daarbij een beetje schuin. Mijn moeder heeft tandpijn. Dat moet vast heel erg zijn want mijn moeder huilt nooit. Tranen rollen over haar wangen terwijl ze gewoon doorgaat met wassen.
Het maakt mijn gewone, zo vertrouwde wereld helemaal anders. Ik krijg er pijn van in mijn buik. Ik ruik het zeepsop, de varkens en ook die typische lucht van ‘inmaak’ van de koeien. Op de achtergrond geruststellende geluiden van het geritsel van de koeien in het stro, hun gesnuif. De krielkippen, die mijn vader pas gekocht heeft, scharrelen rond.
En toch, op deze middag is alles anders. Kwam mijn vader maar thuis, die zou vast wel iets weten. Of iets geruststellends zeggen.
Vanuit mijn moeder.
Wat doen mijn tanden toch zeer. Al dagen heb ik er last van. Het lijkt alleen maar erger te worden. Eerst wist ik precies welke tand het was. Nu lijkt het of mijn hele bovenkaak zeer doet. En het trekt naar mijn oren. Het liefste zou ik even gaan liggen en mijn zere hoofd even laten rusten. Maar er is zoveel werk te doen. Harie is naar het veld, de bieten schoffelen. En de kinderen alleen laten, dat kan niet. Mia ligt in de wieg, Toos slaapt gelukkig nog s’middags, Lena is naar school en Nellie staat bij me. Ze is stil vandaag en blijft maar ’n beetje bij me in de buurt hangen. Ik wil niet huilen maar ik kan de tranen niet tegenhouden. Ze rollen gewoon maar over mijn gezicht. Nellie trekt vragend aan mijn schort. “Moeder?” Ik maak mijn ene hand droog en veeg over mijn ogen. Ik zeg dat mijn tanden zo’n pijn doen dat ik ervan moet huilen. En dat het ook wel weer over zal gaan.
Huil ik alleen maar om mijn tandpijn? Of komen er vanzelf andere tranen mee, die gevangen zaten en nu ook loskomen. Het is net of ik niet meer kan stoppen. Huilen, wanneer doe ik dat nou? Druppels vallen in de wasteil en mijn rode handen gaan gewoon door met hun werk.
Ik zou even alleen willen zijn. En nog liever zou ik een arm om mijn schouder willen, wat zou ik graag even troost willen. Ik denk aan mijn moeder.
Ik zeg tegen Nellie dat ze maar lekker moet gaan spelen in de keuken. Ze zegt niets en blijft tegen me aan hangen. Ik til haar even op en voel haar armpjes om me heen. Troost van een klein meisje.
Geef een reactie